Liedbundel: Maatsoorten
Het gregoriaans kent geen maatsoort. Een melodie is opgebouwd
met tweedelige en driedelige elementen. De eerste noot van een element
wordt misschien een beetje benadrukt, de overige noten van het element
niet. Bijvoorbeeld: Een twee Een twee Een twee drie.
Vanaf de Renaissance komen maatsoorten in beeld. Daarmee wordt aan het begin
van een melodie aangegeven dat er een regelmatig patroon is. Bij een
overgang naar een ander patroon noteert men een dubbele maatstreep en
de nieuwe maatsoort. Het gaat altijd om regelmatige patronen.
Maatsoorten, tactus en tempo zijn verwante termen. Helaas worden ze
vaak door elkaar gebruikt, en tot overmaat van ramp met onbedoelde
effecten.
Puls
Bij een genoteerd lied kan een puls gebruikt worden om iets van een
tempo aan te geven. De puls kan regelmatig zijn (bijvoorbeeld een kwartnoot
of een halve noot), maar ook onregelmatig (halve noot gecombineerd met
halve-noot-met-punt).
De puls ligt normaal ergens tussen 60 en 120 per minuut.
Vaak wordt er slechts één puls gegeven, hoewel de muziek zowel
tweedelige als driedelige elementen bevat. De gegeven puls (bijvoorbeeld
een halve noot) geldt dan voor de tweedelige
elementen. Het is aan de zanger of de dirigent om de driedelige puls
af te leiden uit de tweedelige.
Bijvoorbeeld: bij halve-noot=90 (tweedelig) is de driedelige halve-noot-met-punt gelijk aan 60.
Maat
Een maatsoort geeft aan dat een melodie opgebouwd is
met een (regelmatig) herhalend patroon. Het patroon vormt
een maat, en wordt afgesloten met een maatstreep. Deze notatie
helpt de lezer om het patroon te herkennen, met de daarbij behorende
verdeling.
Elke maatsoort kent een eigen onderverdeling.
De maatsoort bestaat uit twee getallen die onder elkaar genoteerd
worden. Je kunt het zien als een breuk. De noemer zegt iets over de
puls, de teller geeft aan hoeveel pulsen er per maat zijn.
Met de kwartnoot als puls:
-
Bij een
maat gaat het om twee kwartnoten per maat. De eerste
noot wordt benadrukt. EEN twee.
De cadans is eendelig met een tweedelige onderverdeling.
-
Bij een
maat gaat het om drie kwartnoten per maat. De eerste
noot wordt benadrukt. EEN twee drie.
De cadans is eendelig met een driedelige onderverdeling.
-
Bij een
maat gaat het om vier kwartnoten per maat. De eerste
noot wordt benadrukt, de derde iets minder. EEN twee Drie vier.
De cadans is tweedelig, met een tweedelige onderverdeling.
-
Bij een
maat gaat het om zes kwartnoten per maat. De eerste
noot wordt benadrukt, de vierde iets minder. EEN twee drie Vier vijf zes.
De cadans is tweedelig, met een driedelige onderverdeling.
Met de halve noot als puls:
-
Bij een
maat gaat het om twee halve noten per maat. De eerste
noot wordt benadrukt, en de tweede minder. EEN twee.
De cadans is tweedelig.
In een langzaam tempo
kun je de tussenliggende kwartnoten voelen: EEN ne twee je.
In dit geval blijft de cadans tweedelig; de onderverdeling is tweedelig.
-
Bij een
maat gaat het om drie halve noten per maat. De eerste
noot wordt benadrukt. EEN twee drie.
De cadans is driedelig.
In een langzaam tempo
kun je de tussenliggende kwartnoten voelen: EEN ne twee je drie je.
In dit geval blijft de cadans driedelig; de onderverdeling is tweedelig.
Bij kerkliederen grijpen componisten vaak terug op oude liederen. Daar
was nog geen sprake van regelmatige patronen.
De nieuwe liederen worden in moderne notatie genoteerd en daar hoort
eigenlijk een maatsoort bij. Maar de patronen zijn niet regelmatig.
Dat betekent dat er onregelmatig maatsoortwisselingen genoteerd moeten
worden.
Qua notatie springen maatsoorten in het oog. Twee grote, vette cijfers
boven elkaar. De maatsoorten gebruiken horizontale ruimte, waardoor
de presentatie van de tekstregels gaten krijgt.
meerdere maatsoorten, regelmatig
Soms heeft melodie een regelmatig wisselend patroon:
...
In plaats van een maatsoort bij elke maat wordt dit vaak genoteerd
met twee maatsoorten aan het begin van de muziek:
Op die
manier worden de storende maatsoortwisselingen vermeden.
meerdere maatsoorten, onregelmatig
Een gangbare praktijk is om aan het begin van een lied te vermelden
welke maatsoorten er verwacht kunnen worden. Bijvoorbeeld
.
Dat geeft aan dat het lied opgebouwd is uit tweedelige en driedelige elementen
in een onregelmatige volgorde. Daarmee kunnen de storende maatsoortwisselingen
achterwege gelaten worden.
Welke maten
zijn en welke
is dan niet duidelijk. Zeker als de
muziek per tekstregel genoteerd wordt, gangbaar bij liedbundels,
worden regels vaak niet op een maatstreep gebroken. Bij die gebroken
maten is niet direct duidelijk om welke maatsoort het gaat.
Zoals gezegd geven de maatsoorten aan het begin alleen maar aan welke
maatsoorten er voorkomen. Deze informatie voegt nagenoeg niets toe aan de
interpretatie van het lied. Weglaten van de maatsoorten is minder verwarrend
en nauwelijks minder informatief.
verkeerd gebruik 3/2 maat
Soms noteren componisten iets anders dan ze eigenlijk bedoelen.
-
heeft een puls van halve noten in een tweedelig patroon.
-
heeft een puls van halve noten, met een driedelig patroon.
- EEN twee EEN twee drie
- In een laag tempo: Een ne twee je Een ne twee je drie je.
kent een puls van kwartnoten: EEN twee drie Vier vijf zes.
Maar we kunnen het ook zien met een puls van halve noten met punt:
Een ne te Twee je te.
We zien vaak notaties als
waar eigenlijk
bedoeld
wordt. Waarschijnlijk wordt die
vermeden omdat die een puls van
kwartnoten suggereert. Wat men wil is een puls van halvenoten
afgewisseld met een puls van halve noten met een punt. Maar daar
voorziet de notatie van maatsoorten (in cijfers) niet in. Vaak wordt
dan voor het aangeven van de puls gekozen voor een halve noot of een
halve noot met een punt. Het aantal pulsen per maat laat men weg, of
er wordt een 1 boven gezet.
geeft dan aan dat de halve
noot de puls is. Je zou het kunnen lezen als een
maat, maar je
kunt het ook zien dat er geen maten verondersteld worden (dus alleen
een puls).
geeft een puls van halve noten en suggereert
maten met twee pulsen per maat.
zou dan
kunnen zijn. Maar dat suggereert ook
twee pulsen per maat.
geeft de puls aan en laat
in het midden of er maten zijn.
Een voorbeeld
- tekst Ria Borkent
- melodie Adriaan Koops
- We beginnen met een tweedelige
maat.
- Daarna komen ook tweedelige
maten en driedelige
maten voor.
- Het metrum van de tekst moet samenvallen met het metrum van de maatsoort.
- Vandaar dat maat 3 een
maat is (accenten op 'meer' en 'ooit').
- maat 6 is zeker niet tweedelig.
- In maat 7 is de klemtoon op 'ze' een beetje vreemd.
De maatsoorten zijn nogal opdringerig. Ze worden gezet met vette cijfers,
en nemen horizontale ruimte in beslag, waardoor de lettergrepen
verder uit elkaar komen te staan. De maatsoorten verstoren het tekstbeeld.
Een gebruikelijke notatie is om bij aanvang de mogelijke maatsoorten te
vermelden (in dit geval
).
Dat dekt de lading, maar helpt niet bij de interpretatie; met name
vanwege de niet herkenbare afwisseling van tweedelige en driedelige
maatsoorten.
Een veel toegepaste notatie is
.
Daarmee wordt aangegeven dat de maten niet allemaal even lang zijn.
Maar er is geen onderscheid tussen tweedelige en driedelige maatsoorten.
Dan zou je net zo gemakkelijk de maatsoorten weg kunnen laten. Dan
zijn de verkeerde maatsoorten in ieder geval niet verwarrend. De
maatstrepen maken de vorm voldoende duidelijk.
C versus 4/4
Er bestaan symbolen voor maatsoorten. Oorspronkelijk echt symbolen: een cirkel,
een halve cirkel, een cirkel met een punt, een halve cirkel met een punt,
een cirkel met vertikale streep. In de loop der jaren zijn sommige symbolen
in onbruik geraakt. De halve cirkel werd genoteerd als
, en de
halve cirkel met streep als
.
-
komt overeen met
-
komt overeen met
Afwisselingen van
en
worden dan vaak genoteerd met
en
.
Het door elkaar gebruiken van twee verschillende notatie-systemen is raar.
Beter is om in dat geval te noteren:
.
De verouderde notatie
(
en
)
dient vermeden te worden.